|
Vragen maken met CAN (/ COULD) Vragen maken met can doe je als volgt: I can swim à Can I swim?
Als je wilt vragen of je iets mag gebruik je ‘can I..’: Can I come over?
Wanneer je iemand anders wil vragen om iets voor je te doen gebruik je ‘can you..’: Can you explain that, please?
Als je beleefd wilt zijn, gebruik je in vragen could in plaats van can: Could you explain that, please?
Vragen
Als in de zin een vorm van to be (am, are, is, was, were) staat, maak je de vraag door deze vorm van to be vooraan te zetten. I am ready Am I ready?
Als in de zin een hulpwerkwoord (can, could, will, would, must) staat, maak je de vraag door het hulpwerkwoord vooraan te zetten. We can help you Can we help you?
Als er geen vorm van to be en geen hulpwerkwoord in de zin staat, maak je een vraag door do, does of did vooraan in de vraag te zetten. Het werkwoord is altijd de stam van het woord (dus geen –s!). People work every day Do people work every day?
Vragen & ontkenningen met to have (got)
Vragen: You have a present for me. He has some sweets. Daarna zet je het woordje ‘have’ in de vraag, en zet je de rest van de zin erachter: You have a present for me. He has some sweets.
Let op! Als er have got in de zin staat, moet je have of has vooraan in de vraagzin zetten! You have got a present for me. He has got a present for me.
Ontkenningen: They have a lot of sweets. Vervang het woordje has door doesn’t have. She has a present for me.
Let op! Als er have got in de zin staat, moet je n’t achter have of has zetten! They have got a lot of sweets. She has a present for me.
Oefening 1 (vragen maken)
|
|||||||||||||||||||
|
© Copyright 2008 W. Broes .All Rights Reserved |
contact
us:info@iedereenkanengels.nl with
questions or comments. Website:http://www.iedereenkanengels.nl |